Moeilijke vragen, geen simpele antwoorden in de jeugdhulp

Op mijn werkterrein - de zorg voor kinderen en hun ouders - barst het van de morele dilemma’s. Of het nu gaat om het beroepsgeheim in de zorg voor multiprobleemgezinnen, het voorkomen van seksueel misbruik in de jeugdhulp, de veiligheid van kinderen bij vechtscheidingen, of de grenzen van keuzevrijheid in de zorg, er zijn altijd morele dilemma’s. Laat ik een voorbeeld geven.

Per jaar zijn 120.000 kinderen het slachtoffer van kindermishandeling. 120.000! Dat is in elke schoolklas één kind. Het is een van de grote gezondheidsbedreigingen, als je ziet welke effecten traumatische ervaringen in de kindertijd op je gezondheid in je verdere leven kunnen hebben. Maar het is ook een van de moeilijkste problemen om aan te pakken.

Wanneer deel je je bange vermoedens?

Wat een dilemma’s kom je tegen als je met kinderen werkt, als leerkracht, huisarts, verpleegkundige, of voetbaltrainer. Wanneer is iets kindermishandeling en hoe weet je dat? De meeste blauwe plekken komen niet door kindermishandeling, maar wanneer wel? Als een kind met vieze kleren naar school gaat of op je spreekuur komt, is er dan sprake van verwaarlozing of is er iets anders aan de hand? Durf je dat te vragen aan de ouders, of ben je bang voor hun reactie of je behandelrelatie? Weet je eigenlijk wel hoe dat moet, zo’n gesprek voeren over mogelijke kindermishandeling? Wanneer deel je je bange vermoedens met andere zorgverleners? Of met Veilig Thuis (het voormalige Advies- en meldpunt kindermishandeling)? En stel dat het zo ver komt dat er jeugdbescherming of jeugdhulp nodig is voor de veiligheid van het kind, wanneer kan het kind bij de ouders blijven, of wanneer is dat niet meer verantwoord? Moeilijke vragen, geen simpele antwoorden.

Veiligheid van het kind

Soms lijkt het duidelijk: slaan mag niet. En het uitgangspunt van je handelen moet zijn de veiligheid van het kind. Is het duidelijk? Er zijn zoveel redenen om niet met die moeilijke vragen aan de gang te gaan. Moeder zegt over die hoofdwond dat haar zoontje van de trap is gevallen en je wilt haar vertrouwen, je wilt je niet bemoeien met ruzies tussen ouders, je wilt niks melden bij Veilig Thuis want dan verdwijnt moeder misschien uit je praktijk en het kind ook, je bent er voor de behandeling van de vader en je hebt zijn dochter niet onder behandeling, je bent leerkracht en geen hulpverlener enzovoort.

Natuurlijk, in dit voorbeeld hebben we wetten waarin staat wat mag en moet, zoals de Wet verplichte meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld. Dat geeft houvast. Maar wat je feitelijk doet en hoe je omgaat met dilemma’s, dat moet je niet in je eentje bedenken. Dat doe je met collega’s en - waarom ook niet - met je patiënten of cliënten. Daar is tijd en moed voor nodig. En een veilige setting. Goed dat we de Week van reflectie hebben om hier met elkaar bij stil te staan.

Léon Wever,
directeur Jeugd, ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport